Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB8484

Datum uitspraak2007-11-20
Datum gepubliceerd2007-11-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersAWB 07/4425 VEROR
Statusgepubliceerd


Indicatie

De voorzieningenrechter schorst de kapvergunning voor de Anne Frankboom tot twee weken nadat het Stadsdeel Centrum op de bezwaren van onder anderen de Bomenstichting heeft beslist. De rechter acht niet aannemelijk dat er sprake is van een zodanig acuut gevaar dat er geen gelegenheid meer bestaat om noodmaatregelen te treffen. De rechter gaat er hierbij vanuit dat het mogelijk moet zijn om met de diverse meest betrokkenen tot overeenstemming te komen over die noodmaatregelen zodat alternatieven kunnen worden onderzocht.


Uitspraak

Rechtbank Amsterdam Sector Bestuursrecht Algemeen Voorlopige voorzieningen PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK in het geding met reg. nr. AWB 07/4425 VEROR van: de Stichting Bomenstichting e.a., gevestigd te Utrecht, verzoekers, vertegenwoordigd door mr. F.C.S. Warendorf , drs. E. Koot en A. van Loon, tegen: het dagelijks bestuur van stadsdeel Amsterdam – Centrum, verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. de Vries en mr. A. Fidom. Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen: [vergunninghouder], wonende te Amsterdam, vergunninghouder. De rechtbank heeft op 15 november 2007 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Dit verzoek hangt samen met een bezwaarschrift van verzoekster van 12 april 2007 gericht tegen het besluit van verweerder van 6 maart 2007 (hierna: het bestreden besluit). Het verzoek is behandeld ter zitting van 20 november 2007. De rechter heeft na schorsing van het onderzoek ter zitting, onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Oordelend in het kader van artikel 8:81 van de Awb, ziet de rechter zich gesteld voor een afweging van enerzijds het spoedeisend belang aan de kant van verzoekers tegen anderzijds het door onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit te dienen belang. Verzoekers hebben een spoedeisend belang bij schorsing van de vergunning, omdat als de boom morgen zou worden gekapt, daarmee iedere andere oplossing illusoir wordt. Verweerder verwijst naar de noodzaak om de boom te kappen uit het oogpunt van veiligheid. De rechter acht niet aannemelijk dat er sprake is van een zodanig acuut gevaar dat er geen gelegenheid meer bestaat om noodmaatregelen te treffen. De rechter gaat er hierbij vanuit dat het mogelijk moet zijn om met de diverse meest betrokkenen hierover tot overeenstemming te komen. In het laatste rapport van Pius wordt geconcludeerd dat verwijdering de enig resterende reële optie is om de veiligheid in het gebied te kunnen blijven garanderen. Daarbij heeft Pius niet andere opties om de boom te behouden meegenomen. Pius blijft in zijn laatste rapport van november bij zijn eerdere conclusies over de verwachte ontwikkeling. Hiermee is onvoldoende onderbouwd dat de ontwikkeling zodanig is dat onmiddellijke kap is vereist. In een aantal andere rapporten wordt de conclusie van Pius dat kap de enige oplossing is, tegengesproken. Het rapport van Bomenwacht Nederland BV gaat uit van een verhoogd veiligheidsrisico maar bespreekt buiten het rigoureus innemen van de kroon om het gewicht te verminderen geen alternatieve (nood)maatregelen. De rechter acht de kap van deze boom een laatste redmiddel. Op grond van de informatie in het dossier, ter zitting en het onderzoek ter plaatse van zojuist, is de rechter van oordeel dat alternatieven dienen te worden onderzocht. Deze alternatieven zijn tot op heden onvoldoende onderzocht. Nader onderzoek daarnaar moet nog plaatsvinden. De deskundigen van verzoekers, F. Gielissen van OBTA De Linde en E.J. Ros van New York Boomadvies, maar ook de door verweerder geraadpleegde deskundigen J. Kopinga en H. Kaljee achten alternatieven voor kap mogelijk. De rechter acht aannemelijk dat een oplossing op de korte termijn in technische zin haalbaar is om het gevaar van instorting of breuk af te wenden en de risico’s te beperken. Gelet op de bijzondere waarden die de boom vertegenwoordigt, is het naar het oordeel van de rechter aangewezen dat nader wordt onderzocht of een alternatief voor kap mogelijk is alvorens tot het vellen van de boom wordt overgegaan. Deze waarden vormen een algemeen belang zodat het in de rede ligt dat verweerder zich niet aan zijn zorgplicht als bestuursorgaan onttrekt bij het faciliteren van een al dan niet tijdelijke oplossing. Nu een beslissing op de bezwaarschriften, die dateren van april 2007, tot op heden is uitgebleven, ziet de rechter aanleiding om verweerder op te dragen een beslissing op bezwaar te nemen en verweerder daartoe een termijn te stellen. Gezien het voorgaande houdt de rechter het ervoor dat onder de beschreven omstandigheden op korte termijn risicobeperkende maatregelen haalbaar moeten zijn die stadsdeel, verzoekers, vergunninghouder en andere betrokkenen in onderling overleg, en ondersteund door deskundigen kunnen treffen. In dit licht is de rechter van oordeel dat het belang van de verzoekers bij het treffen van een onverwijlde voorziening zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder en vergunninghouder bij het onmiddellijk uitvoering geven aan de kapvergunning. De rechter ziet dan ook aanleiding de hierna omschreven voorlopige voorziening te treffen. De rechter schorst de bestreden kapvergunning tot twee weken na de beslissing op bezwaar. De rechter draagt verweerder op binnen acht weken na deze uitspraak een beslissing te nemen op de bezwaarschriften van verzoekers. Deze voorziening laat onverlet de mogelijkheid tot het vragen van opheffing van de voorziening indien een acute verslechtering van de situatie van de boom zich voordoet die niet door het treffen van noodmaatregelen kan worden ondervangen. De rechter ziet tevens aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden begroot op € 644,-. Verweerder zal tevens het door verzoekers gestorte griffierecht van € 285,- dienen te vergoeden. De griffier, De voorzieningenrechter,